Scholekster

De scholekster is een zwart-witte stevige steltloper met lange oranjerode snavel en roze poten. Hij is vaak aan de kust, maar ook algemeen in het binnenland worden aangetroffen, op open landschappen met kwelders, akkers en weilanden. De scholekster houdt van overzicht en korte vegetatie. 

Broeden

De scholekster is territoriaal. Het nest is niet meer dan een kuiltje in de grond, spaarzaam bekleed met wat schelpjes, steentjes of stro. Broedt ook op grinddaken en op paaltjes. Broedt van half april tot eind juni. Eén broedsel per jaar, 3-4 eieren. Broedduur 24-27 dagen, jongen zijn nestvlieders, ze zijn vliegvlug na 32-35 dagen. De jongen worden lang gevoerd door ouders. 

In het binnenland broedende scholeksters zijn doorgaans afwezig in het winterhalfjaar. Dan zijn ze vooral in Waddengebied en Delta in grote groepen te vinden, op wadplaten. Kustbroedvogels en overwinterende scholeksters eten vooral schelpdieren (nonnetjes, mossels, kokkels) maar ook wormen (zeepieren), krabben en garnalen. Op graslanden vooral regenwormen; ook emelten, insecten e.d. 

Scholeksters overwinteren in het Waddengebied en in Zeeland.

Op de website van de Vogelbescherming lees je meer over de scholekster, de site van Sovon geeft actuele informatie over de populatie.

In het kort

ANV Waddenvogels coördineert en ziet toe op het weidevogelbeheer op agrarische percelen op de eilanden Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog. Samen met boeren en andere deskundigen op de eilanden wordt jaarlijks bekeken op welke percelen de specifieke beheerpakketten worden ingezet.